Op deze pagina treft u een aantal recensies van de Bach-CD (met medewerking van Jan Hage en het Residentie Kamerkoor)
Johann Sebastian Bach
Op deze cd voert jan Hage een geslaagd pleidooi voor zijn orgel als medium om Bachwerken uit te voeren. Dat is opmerkelijk, want het type orgel uit de jaren zestig met hoge, scherpe vulstemmen, is momenteel niet erg in de gratie. Toch laat Hage horen dat de wat kleinere werken van Bach uitstekend op het Marcussenorgel van de Haagse Kloosterkerk kunnen worden uitgevoerd. Kern van de cd zijn de zes bekende Schüblerkoralen. Van elk koraal worden door het Residentie Kamerkoor een of meer coupletten gezongen. Verder staat het Concerto in a moll (naar Vivaldi), het koraalvoorspel 'Liebster Jesu, wir sind hier', een triosonate en de Fantasia en Fuga in g-moll op de cd. Hage dekt zich in het cd-boekje bij voorbaat al in tegen eventuele kritiek. Zo zegt hij dat hij voor een Franse uitvoeringspraktijk heeft gekozen, levendig, snel, met geregeld registratiewisselingen. Ook dat hij werken koos waarbij hij "lichtere, kamermuzikale registraties" kon gebruiken. En inderdaad, het Marcussen-orgel klinkt dan heel sprankelend. Alleen in het laatste werk klinken ook grote registraties. Dan mis je toch wel een grondtonige klank. Daar kan zelfs de Fagot 32 voet in de slotmaten niet veel toe bijdragen.
Orgelvriend
Een rake en lichtvoetige interpretatie van orgelwerken van Bach op een kleurrijk orgel. Dat is kort samengevat de typering van deze cd. Een belangrijk deel van de opleiding van Jan Hage had in Frankrijk plaats bij de organist André Isoir. Dat heeft zijn sporen nagelaten, zo licht Hage het zelf toe in de begeleidende tekst. We horen hier dus muziek van Bach "op zijn Frans": veel aandacht voor de grote lijnen, een geraffineerd toucher, lyrische expressie, ondersteund door verschillende legato-technieken en hoge tempi in snelle sonate- en concertodelen. Het is een opvatting die aansluit bij de musiceerpraktijk van de kamermuziek en die hier te lande weinig bekend en geliefd is. Hage valt, om het zo maar te zeggen, met de deur in huis. In een verbluffend tempo wordt het a-moll Concerto ingezet. Het is allemaal uiterst raak en heel fris om naar te luisteren, niet in het minst omdat Hage risico's durft te nemen en zich vrijheden kan permitteren. Wanneer het tempo langzaam is, zoals in het middendeel van de zesde triosonate en de koraalbewerking 'Meine Seele erhebt den Herren' (BWV 648), overheerst de poëzie en de lyriek. Het kleurrijke gebruik van het orgel is een ander opvallend element.
De zes Schübler-koralen bieden daar natuurlijk de mogelijkheid voor, maar Hage benut die ook ten volle. Naast het Utrechtse 'Klaasorgel' en het transeptorgel in de Rotterdamse Laurenskerk is het orgel van de Haagse Kloosterkerk een buitengewoon overtuigende creatie van de Deense orgelmakers. Het programma is zodanig samengesteld dat met name de kamermuzikale geluiden van het Marcussen-orgel naar voren komen. Het enige plenumstuk is voor het slot bewaard: de met gevoel voor dramatiek en met vaart gespeelde Fantasia en Fuga in g, waarvan je kunt vaststellen dat het heldere, stralende plenum, ondersteund door een fraai presente Fagot 32 vt, tot de kernkwaliteiten van dit orgel behoort. Verwacht van Jan Hage geen 'historisch verantwoorde' uitvoering, wat dat ook rnoge zijn. Daarentegen biedt hij op de cd een interpretatie die zeer vitaal, kleurrijk, verrassend en verfrissend is. De koralen worden gezongen met een duidelijke tekstdictie en mooie frasering. Het Residentie Kamerkoor (26 zangers), dat al bijna 30 jaar zijn domicilie in de Kloosterkerk heeft, bewijst ook hier dat het een hooggekwalificeerd ensemble is. Het cd-boekje (20 pagina's) biedt behalve de koraalteksten goede achtergrondinformatie over de vertolkte muziek en de gekozen registraties. Wat mij betreft behoort deze productie tot de beste van het afgelopen jaar.
Bert Wisgerhof
De Haagse Kloosterkerk kent sinds jaar en dag een ware Bach-traditie. Vrijwel maandelijks komen er cantates en orgelwerken van Bach tot klinken. Ter gelegenheid van haar twintigjarig bestaan biedt de Stichting Kunstcentrum Kloosterkerk deze cd aan met orgelwerken van Bach, gespeeld door Jan Hage op het Marcussenorgel (1966) van de kerk. De orgelkoralen worden in- en uitgeleid door het Residentie Kamerkoor o.l.v. Jos Vermunt. Karakteristiek voor het Marcussenorgel is de fijnzinnige en heldere klank, met name in de lichtere, kamermuzikale registraties. In deze doorzichtige en boventoonrijke klankkleuren laat Jan Hage het instrument op zijn voordeligst horen. Dat geldt zeker voor het Concerto in a en de Sonate VI in G en wellicht in iets mindere mate voor de Fantasia und Fuge in g, hoewel in deze Fantasia und Fuge het Marcussenorgel nog altijd een indrukwekkend en kwalitatief hoogstaand exemplaar van de neobarokke orgelbouw mag heten. De Schübler-Choräle, die transcripties van cantatedelen zijn, worden voorafgegaan en gevolgd door gezongen koraalzettingen. Jan Hage neemt in de vrije orgelwerken en sommige Schübler- Choräle vaak forse tempi, terwijl in momenten waarop adagio en lento wordt vereist, verstilde en kleurrijke poëtische episoden tot klinken komen.
Aad Alblas
Met de komst van Gerard Akkerhuis als cantororganist en het uit 1966 daterende Marcussen-orgel (111/ped/40) werd de vermaarde Bach traditie in de Haagse Kloosterkerk gegrondvest. De maandelijkse cantatediensten worden er tot op de dag van vandaag voortgezet. Deze jubileum-cd is uitgegeven ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van de Stichting Kunstcentrum Kloosterkerk. Na zijn opleiding bij Van Eersel en Welmers studeerde Jan Hage twee jaar bij André Isoir in Boulogne-Billancourt (bij Parijs), hetgeen - hij geeft dit gelukkig in het booklet toe - een stempel heeft gedrukt op zijn muzikale benadering, waaronder de tempo keuze. Bij het voor het eerst beluisteren van Bachs Concert BWV 593 en Trio-sonate BWV 530 (overigens met zeer fraaie, speelse versieringen) kwamen herinneringen van de indertijd vermaarde Bach-intepretaties van Marie-Claire Alain (overigens onlangs tachtig jaar geworden!) boven, die voor haar Bach-integrale eveneens Marcussen-orgels koos. Het 'kamennuzikale' instrument in de Kloosterkerk accepteert de hoge tempi zonder problemen; oude instrumenten zouden daarentegen direct protesteren. De zes 'Schübler'-Choräle en het Liebster Jesu worden middels de doorleefd gezongen koraalteksten fraai in een liturgische context geplaatst. Hoewel de tempokeuze van deze niet-concertante werken niet veel lager is, komen deze door een poëtischer aanpak meer tot uitdrukking. Bij de enige jaren geleden herziene notentekst van BWV 542 zou ik ter afsluiting van de Fantasia een Picardische terts (oftewel: afsluiting in majeur) hebben verwacht, die evenwel uitblijft. Registraties zijn in het boekje niet opgenomen (met uitzondering van enkele vermeldingen van soloregisters in de 'Schübler'-Choräle).
René Verwer